Begeleidingsstijlen

Directieve stijl

Actief, richtinggevend en sterk controlerend optreden.
De inbreng van de zorgvrager is niet van belang. Het meedenken of mee besluiten van de zorgvrager is niet gewenst. Je moet bij deze begeleidingsstijl veel controle uitvoeren bij de zorgvrager. Negatieve effecten van de directieve begeleidingsstijl zijn dat je spontaniteit, betrokkenheid, initiatie en inbreng van je eigen ideeën remt in plaats van stimuleert.

 

Voorbeeld:

‘Peter, je gaat nu met je begeleider mee om boodschappen te doen. De vorige keer ben je ook niet mee geweest'.


Overtuigende stijl

Overtuigen wil zeggen dat je iemand met bewijzen op een andere gedachte brengt. Je probeert bij deze stijl de zorgvrager te betrekken in besluiten die genomen moeten worden, je licht besluiten toe, geeft gelegenheid om vragen te stellen, vraagt om suggesties en controleert vorderingen. Bij de overtuigende stijl richt je je op doelen en op de relatie met de zorgvrager. Dit doe je door naar gelijkwaardigheid te streven. Je stimuleert de inzet van de zorgvrager, dit doe je door instructies, complimenten en aanmoedigingen. Belangrijk is dat je overtuigend en motiverend bent.

Het risico bij het hanteren van deze stijl is dat je gemakkelijk over de grenzen van de zorgvrager heengaat je bent er van overtuigd dat het doel dat je met de zorgvrager voor ogen hebt op dat moment het beste is.

 

Voorbeeld:
Frank is 22 jaar en heeft een bipolaire stoornis. Frank is dol op sporten, elke maandag staat er een activiteit gepland op de afdeling. Verpleegkundige Emma vraagt: ‘wat gaan we vandaag ondernemen?’. Frank zegt: ‘laten we gaan voetballen’’. Dat is een goed idee zegt Emma. Frank twijfelt of het wel een goed idee is. Emma zegt: ‘ Frank, dat is een goed idee, iedereen houdt hier van voetballen. Tijdens het voetballen raakt Frank snel geïrriteerd.

 


Participerende stijl

Participeren wil zeggen deelnemen en meedoen aan. Bij een participerende stijl leg je de nadruk op de relatie, het verrichten van de taak staat nadrukkelijk op de tweede plaats.

Bij deze stijl benut je elke gelegenheid om warmte en hartelijkheid in de verhouding te stimuleren en een goede en veilige sfeer te bevorderen en de talenten van iemand zo veel mogelijk te ontwikkelen. Het ontwikkelen van talenten van de zorgvrager bevorder je door de zorgvrager zo veel mogelijk (nieuwe) verantwoordelijkheden te geven.

Bij de participerende stijl is het belangrijk om:

- Je betrokkenheid tonen

- Elkaar accepteren zoals je bent

- Oprechte belangstelling hebben

- De zorgvrager en zijn behoefte centraal stellen

 

Voorbeeld:

Ineke ziet dat Jetske te laat aan tafel verschijnt. Ze heeft zich waarschijnlijk verslapen. Ineke denkt: 'Het is pas de eerste keer dat Jetske te laat komt, laat maar even zo'. Ze zegt tegen Jetske: 'Heb je goed geslapen?'

 


Delegerende stijl

Delegeren staat voor overdragen van een taak. Je legt de verantwoordelijkheid voor de te nemen besluiten, het oplossen van problemen en het verrichten van taken leg je helemaal bij de zorgvrager neer. Je gaat er vanuit dat de zorgvrager hiervoor zelf de verantwoordelijkheid kan dragen en je vertrouwt erop dat de zorgvrager er goed mee om zal gaan.

In deze stijl verwijs je naar regels en procedures. De gedachten hierachter is dat je door regels en procedures te benadrukken als het ware vanzelfsprekend gestelde doelen bereikt. Bij deze stijl toon je weinig betrokkenheid zowel voor de relatie als voor de te vervullen taken.  Het risico bij deze stijl van begeleiden is dat door de verstandelijke benadering een gevoel van afstandelijkheid en onpersoonlijkheid ontstaat bij de zorgvrager. Het gevolg kan zijn dat je te veel op afstand raakt en hete contact met de zorgvrager kwalitatief minder wordt of zelfs verloren gaat.

 

Voorbeeld:

Lise komt naar haar persoonlijke begeleider toe: ‘Gea, ik moet nog een afspraak maken bij de dokter’. Gea reageert: ‘Lise dat kun je prima zelf doen, dat ga ik niet voor je regelen. Daar is een lege gespreksruimte met een telefoon, ga je gang.’

Cognitieve gedragstherapie

In cognitieve gedragstherapie wordt het gedrag en de gedachten  die de problemen in stand houden, besproken en behandeld.

 

Er zijn twee vormen:

1. Gedragstherapie

Gedragstherapie  richt zich vooral op het veranderen van het gedrag. In een gedragstherapeutische behandeling brengt de cliënt met de therapeut  eerst het problematische gedrag en de omstandigheden waarin die voorkomen in kaart. Vervolgens helpt de therapeut  de cliënt om met beter passende gedragspatronen te reageren op die omstandigheden.

2. Cognitieve therapie

Cognitieve therapie gaat over de cliënt zijn manier van denken en de emoties daarbij. Wie gebeurtenissen in zijn leven steeds vanuit een negatief standpunt bekijkt, wordt en blijft makkelijker angstig, somber of geïrriteerd. In cognitieve therapie onderzoekt de cliënt met de therapeut  of die wijze van denken wel helemaal klopt.

 

Verschillende disciplines die CGT geven:

- Psychologen

- HBO-verpleegkundigen

- Sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen

- Huisartsen


Bij welke ziektebeelden wordt CGT ingezet

- Depressies

- Dwangstoornissen

- Angst

- Verslaving

- Fobie

- Eetproblemen

- Posttraumatische stress

- Impuls- en psychosomatische problemen

- ADHD en andere aandachtsproblemen

Verschillende disciplines die CGT geven:

- Psychologen

- HBO-verpleegkundigen

- Sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen

- Huisartsen


Bij welke ziektebeelden wordt CGT ingezet

- Depressies

- Dwangstoornissen

- Angst

- Verslaving

- Fobie

- Eetproblemen

- Posttraumatische stress

- Impuls- en psychosomatische problemen

- ADHD en andere aandachtsproblemen